De geschiedenis van zilver gaat ver terug in de tijd. Zilver was, omdat het in gedegen toestand voorkwam, reeds circa 5000 jaar voor Christus bekend, onder meer in Egypte en in het gebied langs de rivier de Eufraat.
Recent onderzoek heeft aangetoond dat al 4000-3500 voor Christus zilver van lood werd gescheiden op eilanden in de Egeïsche zee en Anatolië. De associatie van zilver werd die tijd vaak gedaan met de zee, de maan en verschillende goden; het kreeg een mythische bijklank. In de alchemie werd voor zilver bijvoorbeeld het symbool van een halve maan gebruikt en Luna genoemd. Van het metaal kwik werd ook gedacht dat het een soort zilver was. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de benaming kwikzilver (levend zilver) in oud Nederlands, ofwel ‘quickzilver’ in het Engels. Pas veel later bleek het om twee volstrekt verschillende elementen te gaan.
Zilver was als edelmetaal als eerst bij de mensen bekend. Het werd hier en daar in verbazende hoeveelheden verbruikt. De oude plaatsen waar men zilver dolf waren dezelfde als die waar men goud vond. Zilver wordt al sinds het begin van onze jaartelling gebruikt voor versiersels en betaalmiddelen. Naast de bekendheid van het scheiden van zilver van lood rond 4000-3500 v.Chr. op eilanden in de Egeïsche Zee en Anatolië, zijn zilveren halssnoeren bij de Eyptenaren van 4000 v. Chr. bekend. De Egyptenaren hadden zilvermijnen in Nubië en Ethiopië, de Atheners in Attica en Epirus waaraan de Atheners rond de zesde eeuw v. Chr. hun politieke betekenis aan te danken hebben. Een paar honderd jaar later bericht schrijver Xenophon van Athene dat die mijnbouw achteruitgaat. Bij heropening van de mijnen werden in de vorige eeuw sporen aangetroffen, bij ongeveer 2000 schachten waar mogelijk 20 000 mensen gewerkt hebben.
De oude Germanen bezaten daarentegen weinig zilver. Maar een enkele zilvermijn in Duitsland is in die tijd bekend, bij Wiesbaden of Ems. Later werd er behoorlijk veel zilver gevonden in de Elzas, het Lebertal. De zilverertsen uit Saksen werden in de 10de eeuw ontdekt. Het meeste zilver dat in de middeleeuwen in omloop was stamde uit de Harz, tevens het Ertsgebergte en Tirol, Kongsberg. De bekende bankiers Fuggers uit Augsburg in de 15de en 16de eeuw hadden hun rijkdom te danken aan zilverrijke vaalertsen uit de mijnen van Schwarz en Brixlegge. De vanouds vermaarde mijn bij Guadalcanal kwam in de handen van deze bankiers waar zij grote rijkdommen uit wisten te halen. Dit tot het moment dat de mijn met water gevuld en verlaten werd.
Dertig jaar nadat de veroveraar Cortez doorgedrongen was tot Mexico ontstonden daar vele mijnen en deze leverden veel zilver. In 1522 kwam het eerste zilver uit Mexico in Europa. Ook Peru met de rijke mijnen van Cerro de Potos leverde veel zilver en goud. Nog later leverde Californië en Australië enorm veel op. Door het vinden van zilver in de V.S. werden alle vroegere vondsten spoedig overtroffen. In Ontario (Canada) werd het in grote klompen gevonden.