Ook in de middeleeuwen bleef goud erg aantrekkelijk. Karel de Grote stond bekend om het gebruik van grote hoeveelheden goud dat was gestolen van veroverde landen. Hierdoor kreeg hij de controle over bijna heel West-Europa. Karel de Grote liet zijn afbeelding in alle munten slaan en hield daarmee de traditie van de Romeinse keizers in stand. In de periode 1284 – 1300 n. Chr. werd de gouden dukaat in Venetië geïntroduceerd en Groot Brittannië gaf de florijn uit; haar eerste gouden munt. In de vijf eeuwen die volgden was de dukaat wereldwijd de meest populaire gouden munt.
Ongeveer gelijktijdig draaiden in deze periode de goudmijnen in het West Afrikaanse Mali overuren. De helft van al het goud ter wereld kwam daar op een gegeven moment vandaan. Toen de koning van Mali, Mansa Musa, in 1324 naar Mekka reisde distribueerde hij daar zoveel goud dat de goudprijs in Egypte kelderde en gedurende 10 jaar zwaar onder druk kwam te staan.
In 1377 gaat Engeland over op een monetair systeem geheel gebaseerd op goud en zilver.